dichtlopen
- Geluid: dichtlopen (hulp, bestand)
- dicht·lo·pen
- samenstelling van dicht en lopen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dichtlopen |
liep dicht |
dichtgelopen |
klasse 7 | volledig |
dichtlopen [1]
- onovergankelijk geheel zwart worden
- (sport) overgankelijk een achterstand ten opzichte van een tegenstander door lopen kleiner maken
- Het woord 'dichtlopen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.