• ver·dich·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verdichten
verdichtte
verdicht
zwak -t volledig

verdichten [2]

  1. ergatief (natuurkunde) (o.a. van dampen en gassen:) dichter worden
    • T.g.v. invloeden buiten de wolk ontstond druk en t.g.v. de zwaartekracht verdichtte de wolk tot een platte draaiende schijf. 
  2. overgankelijk (natuurkunde) (dampen en gassen:) dichter maken
  3. (natuurkunde) wederkerend zich ~: (van dampen en gassen:) dichter worden
  4. overgankelijk op een kunstzinnige wijze uitdenken, verzinnen [3]