verdichten
- Geluid: verdichten (hulp, bestand)
- ver·dich·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verdichten |
verdichtte |
verdicht |
zwak -t | volledig |
verdichten [2]
- ergatief (natuurkunde) (o.a. van dampen en gassen:) dichter worden
- T.g.v. invloeden buiten de wolk ontstond druk en t.g.v. de zwaartekracht verdichtte de wolk tot een platte draaiende schijf.
- overgankelijk (natuurkunde) (dampen en gassen:) dichter maken
- (natuurkunde) wederkerend zich ~: (van dampen en gassen:) dichter worden
- overgankelijk op een kunstzinnige wijze uitdenken, verzinnen [3]
- [1-3] concentreren
- [1-3] aaneensluiten, dikker maken, compacter maken
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord verdichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.