dichtheid
- dicht·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dichtheid | dichtheden |
verkleinwoord | - | - |
de dichtheid v
- (maatschappelijk); compactheid
- (natuurkunde) (scheikunde) grootheid voor aantal eenheden per lengte, oppervlak of inhoud
- het dicht zijn (d.w.z. zonder gaten) zoals bij kierdichtheid
- adresdichtheid, bardichtheid, bevolkingsdichtheid, garendichtheid, kierdichtheid, kijkdichtheid, knoopdichtheid, ladingdichtheid, ladingsdichtheid, luisterdichtheid, magnetische fluxdichtheid, stroomdichtheid
1. compactheid
- Het woord dichtheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dichtheid" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be