dichtgroeien
- dicht·groei·en
- samenstelling van dicht bw en groeien ww
dichtgroeien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dichtgroeien |
groeide dicht |
dichtgegroeid |
zwak -d | volledig |
- helemaal volgroeien; volraken met groeiende planten; overwoekerd raken
- ▸ De randmeren rond Flevoland hebben een grote herinrichting nodig, omdat ze dichtgroeien met waterplanten. Het maaien van de bodem alleen is niet meer genoeg. Door de grote hoeveelheid planten lopen boten vast. Ook voor zwemmers kan het gevaar opleveren.[2]
- minder doorgankelijk worden door iets dat groeit
- ▸ Artsen en patiënten zijn na de introductie in 2003 al snel enthousiast over een nieuwe sterilisatiemethode voor vrouwen. Het implantaat Essure is relatief eenvoudig in te brengen en laat de eileiders dichtgroeien. "Een uitkomst", zegt Karin (haar volledige naam is bekend bij de redactie), die voor de methode kiest. Achttien jaar later stellen 1700 Nederlandse vrouwen fabrikant Bayer aansprakelijk voor lichamelijke schade die ontstaan is door Essure.[3]
1. helemaal volgroeien; volraken met groeiende planten; overwoekerd raken
- Het woord dichtgroeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Randmeren Flevoland groeien dicht met planten, roep om geld om het aan te pakken” (17-06-2021), NOS
- ↑ Weblink bron Susan Sjouwerman“Vrouwen over sterilisatie met Essure: 'Het leek zo mooi', maar veroorzaakte veel ellende” (01-03-2021), NOS