• bak·ke
Naar frequentie 3626
[A+B+C] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bakke     bakken     bakker     bakkerne  
genitief   bakkes     bakkens     bakkers     bakkernes  

[A]: bakke, g

  1. (geologie) heuvel, hoogte
  2. (verkeer) een hellend grondoppervlak beschouwd als een weg
  • [1]: bløde bakker
zachte heuvels
  • [1]: grønne bakker
groene heuvels
  • [1] det går ned ad bakke
    het gaat hollend achteruit
  • [1] ned ad bakke
    bergafwaarts
  • [1] op ad bakke
    bergopwaarts
  • [1] toppen af bakke
    top van de heuvel
  • [1] ved foden af bakke
    aan de voet van de heuvel
  • [1] op ad bakke
    (figuurlijk) het gaat bergopwaarts tegen de wind met zware last
  • [1] op ad bakke
    (figuurlijk) er komt schot in de zaak

[B]: bakke, g

  1. (huishouden) dienblad
  2. (handel) bak, doos, schaal (een open of gesloten container van karton of plastic voor het bewaren en vervoeren van fruit en ander voedsel)
  3. (handel) de hoeveelheid van fruit of voedsel, die in zo'n container van nummer [2] kan zijn

[B]: bakke, g

  1. (werktuigbouwkunde) bek (deel van een bankschroef)


  • bak·ke
  • Zelfstandig naamwoord [A]: Afkomstig uit het Nederduits en Nederlands met herkomst uit het Latijn van bacca
  • Zelfstandig naamwoord [B]: Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord  bakki zn 
Naar frequentie 7677
[A+B] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bakke     bakken     bakker     bakkene  
genitief   bakkes     bakkens     bakkers     bakkenes  

[A]: bakke, m

  1. (huishouden) een klein dienblad
  2. (huishouden) een kleine kom
  3. (scheepvaart) kom, schaal, schotel (van zeevarenden)
  • krus og bakke
beker en dienblad

[B]: bakke, m

  1. (geologie) helling, vooral aan de kant van een heuvel
  2. (sport) springschans
  3. aarde, bodem, grond (in tegenstelling tot lucht)
  4. (werktuigbouwkunde) de rug van verschillende snijgereedschappen (in tegenstelling tot snede)
  • [2] liten bakke, stor bakke
    normale springschans, grote springschans
  • [3] billedlig: stå på bar bakke
    (figuurlijk) berooid zijn