bakkes
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bak·kes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bakkes | bakkesen |
verkleinwoord | bakkesje | bakkesjes |
Zelfstandig naamwoord
- (informeel) gezicht
- ▸ Ick souwje wel goedt koop wat voorje lieghen // langhen,
Houwt den smoel toe, of jou backus sal vlieghen // vanghen.[4]
- ▸ Ick souwje wel goedt koop wat voorje lieghen // langhen,
- (informeel) mond
Hyponiemen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bakkes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bakkes" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "bakkes" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bakkes op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron G.A. BrederoMoortje. (1617) in:P. Minderaa, C.A. Zaalberg en B.C. Damsteegt (eds.)Moortje (1984), Martinus Nijhoff, Leiden, p. 353 op
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- bak·kes
Naar frequentie | 171310 |
---|
Zelfstandig naamwoord
bakkes
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- bak·kes
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
Zelfstandig naamwoord
bakkes