tronie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tro·nie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gezicht (tegenwoordig minachtend)’ voor het eerst aangetroffen in 1468 [1]
- Ontleend uit het Frans trogne (15e eeuw), oorspronkelijk van Gallisch trugna, vgl. Welsh trwyn.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tronie | tronies |
verkleinwoord | tronietje | tronietjes |
Zelfstandig naamwoord
tronie v
- (anatomie), (pejoratief) gezicht
- Hij kreeg een welverdiende mep op z'n tronie.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord tronie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "tronie" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.