• zacht
  • In de betekenis van ‘niet hard’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zacht zachter zachtst
verbogen zachte zachtere zachtste
partitief zachts zachters -

zacht

  1. gemakkelijk samen te drukken en/of te buigen
    • Die hoed was gemaakt van zacht materiaal. 
     De zwart verkoolde buitenkant omhulde zacht, wit vlees.[2]
  2. het gemoed niet sterk aangrijpend
    • Hij stierf een zachte dood. 
  3. zachtaardig
    • Hij werkte in de zachte sector. 
  4. aangenaam voor de zinnen
    • Al met al was het weer een zachte winter. 
  5. weinig geluidsvolume bevattend
    • Dat is wel een erg zacht geluid. 
  6. geleidelijk
    • Er vond een zachte verandering plaats. 

zacht

  1. met weinig geluidsvolume
  • op zijn zachts gezegd
op de meest vriendelijke en meest verhullende manier uitgedrukt
 Éen ongeluk als dit hoeft toch niet te betekenen dat ons huidige thuisland bij de oorlog betrokken wordt?'Achteraf vroeg hij zich af wat hij eigenlijk voor antwoord verwacht had op die op zijn zachtst gezegd sturende vraag.[3]
 Mijn spelling was op z'n zachtst gezegd interessant omdat ik in Engeland op school heb gezeten en nooit foutloos Nederlands heb leren schrijven.[2]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. "zacht" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. 2,0 2,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be