• lun
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord lygn.

lun

  1. beschut, luw
    «Den kalde vinteren og tørre våren har tatt livet av mange lune tujahekker.»
    De koude winter en het droge voorjaar hebben vele beschutte thujaheggen af laten sterven.
  2. (meteorologie) zacht (klimaat, weer, wind)
    «Her finnes det kun hav, sand, palmer og lune vinder.»
    Hier zijn louter zee, zand, palmbomen en zachte wind aanwezig.
  3. bedachtzaam, beheerst, kalm, rustig, zachtzinnig
    «Han har et lunt vesen og evne til alltid å finne positive løsninger.»
    Hij heeft een zachtzinnige inborst en het vermogen om altijd positieve oplossingen te vinden.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lun lunere lunest
o enkelvoud lunt
meervoud lune
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lune lunere luneste


  • lun
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord lygn.

lun

  1. beschut, luw
  2. (meteorologie) zacht (klimaat, weer, wind)
  3. bedachtzaam, beheerst, kalm, rustig
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lun lunare lunast
o enkelvoud lunt
meervoud lune
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lune lunare lunaste


  • lun

lun

  1. genitief meervoud van luna