• rus·tig
  • In de betekenis van ‘bedaard, kalm’ voor het eerst aangetroffen in 1475 [1]
  • Afleiding van rust met het achtervoegsel -ig.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rustig rustiger rustigst
verbogen rustige rustigere rustigste
partitief rustigs rustigers -

rustig

  1. kalm, weinig sensorische prikkels creërend
     Op Utrecht Centraal is het ongewoon rustig tijdens de ochtendspits deze vrijdag. Veel mensen geven gehoor aan de oproep zoveel mogelijk thuis te blijven vanwege het coronavirus, maar niet iedereen. Wie zijn de mensen die toch op pad gaan en waarom?[2]
     Franse kinderen schreeuwen niet
    Terwijl Nederlandse moeders over het strand schallen: 'Kevin, hiieeerrr kooomeeen…’, praten Franse moeders alleen op gedempte toon met hun kinderen. Sterker nog; ik heb een heel gezin naast ons een hele dag lang alleen op fluistertoon met elkaar horen praten. Niemand viel uit zijn of haar rol. Heerlijk rustig. Waarom moeten wij eigenlijk altijd zo tetteren?
    [3]
     De hele dag was het vriendelijk en rustig weer geweest, maar nu kwam er vanaf de andere kant van de berg een zwaar onweer op me af dat om de paar seconden fel oplichtte.[4]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. "rustig" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2.   Weblink bron
    Charlotte Huisman
    “Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant
  3.   Weblink bron
    Marieke ’t Hart
    “Lang leve de Franse opvoeding!” (09 aug. 2018), De Telegraaf
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be