luw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- luw
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘windvrij’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1480 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | luw | luwer | luwst |
verbogen | luwe | luwere | luwste |
partitief | luws | luwers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
luw
- uit de wind, windstil
- Het is hier best luw.
- redelijk warm, lauw
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. uit de wind, windstil
2. redelijk warm, lauw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
luwen |
luw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luwen
- Ik luw.
- gebiedende wijs van luwen
- Luw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luwen
- Luw je?
Gangbaarheid
- Het woord luw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "luw" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |