luwen
- lu·wen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
luwen |
luwde |
geluwd |
zwak -d | volledig |
luwen
- ergatief minder hard gaan waaien, minder hevig worden
- Ik denk dat het morgenochtend wel weer zal gaan luwen.
1. minder hard gaan waaien, minder hevig worden
- Het woord luwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luwen" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be