• zacht·ro·ze
enkelvoud meervoud
naamwoord zachtroze -
verkleinwoord - -

het zachtrozeo

  1. een lichte roze kleur
    • Het zachtroze hiervan valt niet echt op. 
stellend
onverbogen zachtroze
verbogen -

zachtroze

  1. een lichtroze kleur hebbend
    • Hij koos voor een zachtroze kleur.