Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zacht·ha·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zachtharig zachthariger zachtharigst
verbogen zachtharige zachtharigere zachtharigste

Bijvoeglijk naamwoord

zachtharig

  1. met zachte haren
    • Heeft u voor mij een zachtharige penseel? 

Gangbaarheid