zachtgeel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zacht·geel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zacht en geel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zachtgeel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het zachtgeel o
- een lichte gele kleur
- Het zachtgeel hiervan valt niet echt op.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zachtgeel | zachtgeler | zachtgeelst |
verbogen | zachtgele | zachtgelere | zachtgeelste |
partitief | zachtgeels | zachtgelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zachtgeel
- een lichtgele kleur hebbend
- Hij koos voor een zachtgele kleur.
Gangbaarheid
- Het woord zachtgeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zachtgeel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be