zachtgroen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zachtgroen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zacht·groen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zacht en groen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zachtgroen | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het zachtgroen o
- een lichte groene kleur
- Het zachtgroen hiervan valt niet echt op.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zachtgroen | zachtgroener | zachtgroenst |
verbogen | zachtgroene | zachtgroenere | zachtgroenste |
partitief | zachtgroens | zachtgroeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zachtgroen
- een lichtgroene kleur hebbend
- Hij koos voor een zachtgroene kleur.
Gangbaarheid
- Het woord zachtgroen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.