inzacht
- in·zacht
- intensiverende afleiding van zacht (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inzacht | - | - |
verbogen | inzachte | - | - |
inzacht
- met minimale kracht, heel behoedzaam
- En toen hefte er eene haar stemme uit; fijn, inzacht, vreemd en beroerend, en al de anderen vielen dan bij (...) [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inzacht.
- Het woord 'inzacht' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Scheirs, J."Kaduin" in: Dietsche Warande en Belfort. jrg. 22 nr. 4 (april 1922) N.V. Het Vlaamsche Land/R.K. Boekencentrale, Antwerpen; p. 450; geraadpleegd 2015-07-26