Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·zach·te
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

inzachte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van inzacht
    • Ritmisch snorkend, de zware voorpoten netjes gevouwen onder haar inzachte, fluwelen kinnebak, (...) [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen