• soft
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zacht’ voor het eerst aangetroffen in 1983 [1] [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen soft softer softst
verbogen softe softere softste
partitief softs softers -

soft

  1. zacht, zachtaardig
    • Het beleid in Nederland is te soft. 
    • Een softe aanpak blijkt vaak het effectiefst. 
     Dit zijn de zogenaamde soft skills die de Native Americans duizenden jaren gebruikten om te overleven in de natuur.[3]
94 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]


soft

  1. zacht


[2] (verkorting) van software.

A soft

  1. (spreektaal) zachtaardig, met een zachtere aanpak (van benadering, beleid, e.d.)
  2. (spreektaal) (seksualiteit) verhullend erotisch (van pornografie, e.d.)

B soft m

  1. (spreektaal) een drankje zonder alcohol
    «Chaque menu peut être accompagné d’un pichet de vin maison ou de deux softs
    Bij ieder menu krijgt u een karafje huiswijn of twee softdrinks. [1]
  2. (spreektaal) software
    «Y a une couille dans ton soft
    Er zit een fout in je software. [1]