tellen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  tellen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• tel·len

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘rekenen, optellen’ voor het eerst aangetroffen in 901

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
tellen	telde	geteld
zwak -d	volledig

Werkwoord

tellen

1. overgankelijk aantal bepalen

   • Ik tel hoeveel geld ik nog heb. 
   • Ik tel vijf koeien in de wei. 

   ▸ Ik had in een totaal andere wereld geleefd, maar was ik dan ook echt veranderd? Fysiek wel, aangezien ik bijna 9 kilo lichaamsgewicht kwijt was geraakt en mijn ribben te tellen waren.

   ▸ Op zich had hij de mars kunnen afbreken wanneer hij de tellende kameraden bij de Djurgàrdsbron was gepasseerd en naar huis kunnen lopen, of zelfs een taxi kunnen nemen om tijd te besparen.

2. inergatief getallen oplopend opnoemen

   • Ik tel langzaam tot 10. 

3. inergatief van belang zijn

   • Het maatschappelijk belang telt niet meer. 
   • De overwinning is het enige dat telt. 

   ▸ "Op mijn leeftijd telt nog maar één ding: peace of mind", zei Buikhuisen over de verzoening. "Carel Stolker heeft mij die peace of mind gegeven." Stolker zelf zei te hopen dat de universiteit en de faculteit in de toekomst bij controversieel onderzoek de rug recht houden.

Uitdrukkingen en gezegden

• zijn zegeningen tellen

kijken welke dingen er juist wel goed zijn gegaan

•  Ik telde mijn zegeningen, overpeinsde de alledaagse moeilijkheden van mijn werk en de onrust in de wereld.  

• zijn ribben waren te tellen

hij was zo mager dat er geen vet meer op zijn borstkas aanwezig was

•  Ik had in een totaal andere wereld geleefd, maar was ik dan ook echt veranderd? Fysiek wel, aangezien ik bijna 9 kilo lichaamsgewicht kwijt was geraakt en mijn ribben te tellen waren.  

Hyponiemen

   

aantellen aftellen betellen bijeentellen bijtellen doortellen hertellen meetellen mistellen natellen neertellen optellen overtellen samentellen terugtellen toetellen uittellen vertellen voortellen

Afgeleide begrippen

   

Tellenaar talhout tel quel telapparaat telbaar telbijwoord telboek telbonus telbord telbureau teldag teldatum telfout telgang telgebaar telhout teling telkaart teller tellijst telling telmachine telmossel telnoot telpaard telpas telpost telraam telrijm telrijmpje telsel telspel telster telstrook telsysteem telwerk telwoord

Uitdrukkingen en gezegden

• Je knopen tellen

• Niet in tel zijn

niet belangrijk genoeg zijn of genegeerd worden door anderen

Vertalingen

    1. aantal bepalen   

Duits: zählen (de) Engels: count (en) Frans: compter (fr) Italiaans: contare (it) Japans: Kanji: 数える (ja) Hiragana: かぞえる (ja) Romaji: kazoeru (ja) Papiaments: konta

Pools: liczyć (pl) Russisch: считать (ru) (imperfectief) (sčitát'), посчитать (ru) (perfectief) (posčitát') Spaans: contar (es), computar (es) Vietnamees: đếm (vi) Xhosa: ukubala 15

Zelfstandig naamwoord

de tellen mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tel

Gangbaarheid

• Het woord tellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tellen" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.