voortellen
- Geluid: voortellen (hulp, bestand)
- voor·tel·len
- samenstelling van voor bw en tellen ww
voortellen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voortellen |
telde voor |
voorgeteld |
zwak -d | volledig |
- voor de ogen van de ontvanger tellend overhandigen
- Het woord voortellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.