aantellen
- aan·tel·len
- samenstelling van aan bw en tellen ww
aantellen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aantellen |
telde aan |
aangeteld |
zwak -d | volledig |
- van geld: een hoeveelheid geld aan iemand geven
- aangroeien, vermeerderen, oplopen
- [1] toetellen
- Het woord 'aantellen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aantellen" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be