• tel·ler
  • Afgeleid van tellen met het achtervoegsel -er. Dit is een leenvertaling van de Latijnse benaming numerator.
enkelvoud meervoud
naamwoord teller tellers
verkleinwoord tellertje tellertjes

de tellerm

  1. (wiskunde) het getal boven de streep van een breuk
  2. (techniek) een apparaat om aantallen te tellen; meter [2]
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be