Nederlands

 
kilometerteller, dagteller, snelheidsmeter ineen
Uitspraak
Woordafbreking
  • ki·lo·me·ter·tel·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kilometerteller kilometertellers
verkleinwoord kilometertellertje kilometertellertjes

Zelfstandig naamwoord

kilometerteller m [1]

  1. meetinstrument dat de totaal afgelegde afstand in kilometers aangeeft
    • Vanaf 2014 mag er officieel niet meer worden geknoeid met kilometertellers. Vorige week stemde de Tweede Kamer in met een wetsvoorstel hierover. In een ANP-bericht over het verbod op onder meer nu.nl, trouw.nl en telegraaf.nl stond dat het knoeien met kilometertellers Nederlanders flink wat kost: „Fraude met kilometertellers kost consumenten jaarlijks 150 miljoen euro.” Hoe komen ze bij zo’n bedrag, vroegen wij ons af. En klopt het?[2] 
    • et huidige toestel voor koning en kabinet, heeft afgedaan. Dat vliegtuig uit 1996, geregistreerd als PH-KBX - naar koningin Beatrix - kan volgens de gebruikers echt niet meer. Het interieur is ouderwets, de cabineruimte is benepen en het ergste: als de kilometerteller over de 2.000 gaat, moet er alweer nieuwe brandstof in.[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Laura Wismans 1 mei 2013
  3. Volkskrant Robert Giebels Raoul du Pré 4 april 2017