counter
- coun·ter
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘toonbank, buffet’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | counter | counters |
verkleinwoord | - | - |
vervoeging van |
---|
counteren |
counter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van counteren
- Ik counter.
- gebiedende wijs van counteren
- Counter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van counteren
- Counter je?
- Het woord counter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "counter" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "counter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ counter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be