counteren
- coun·te·ren
- uit het Engels
counteren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
counteren |
counterde |
gecounterd |
zwak -d | volledig |
- (sport) vanuit de verdediging een snelle tegenaanval ondernemen
- Vlak voor de aanvaller sjokten de spelers van Feyenoord naar de kleedkamer. Thy had na een middag fel jagen, geconcentreerd meeverdedigen en fanatiek counteren nog alle puf om een lekker sprintje 'bergop'te trekken.[1]
- (sport) het weren van een aanval
- Achter de winnaar sprintte de ontsnapte Woods naar de tweede plaats, op ruim een halve minuut van de winnaar. Bardet werd derde. Jungels'ploeggenoot Alaphilippe eindigde als vierde nadat hij in de finale -bijna- elke aanval wist te counteren.[2]
- de gevolgen van iets compenseren
- Op vele plekken wordt dus al gebruik gemaakt van kunstsneeuw om slechte weersomstandigheden te counteren.[3]
- Het woord counteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "counteren" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Tubantia Mikos Gouka 05-02-18 Karim El Ahmadi: Zo kan het niet langer
- ↑ Tubantia Sjors Tanis 22-04-18 Bob Jungels bezorgt Quick Step nieuwe grote zege
- ↑ Tubantia Bob van Huët 25-02-18 Bestaan de Winterspelen nog in 2080?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be