De gortenteller door Wallerant Vaillant  
  • gor·ten·tel·ler
enkelvoud meervoud
naamwoord gortenteller gortentellers
verkleinwoord - -

de gortentellerm

  1. (scheldwoord) iemand die gierig is
     Aan tante Marie en aan de dokwerkers wier gestalten mijn kinderjaren bevolkten, dank ik mijn nooit falende liefde voor de kleine man en mijn tegenzin voor bluffers en gortentellers.[2]
  2. (scheldwoord) iemand met overdreven aandacht voor of klachten over onbenullige zaken
     „Een mens mag toch wel eens iets hebben" of „O.L.H. is geen gortenteller." Daarmee worden dan allerlei kleine en vaak grote zonden goedgepraat.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron Familiealbum in: De Vlaamse Gids., jrg. 43 nr. 5 (mei 1959), Vlaamse Gids, Brussel, p. 309
  3.   Weblink bron
    Een aalmoezenier
    Uw PROBLEEM is geen probleem, het is een MYSTERIE : Hartstochtelijk schrijven van een Drents aalmoezenier in: De Tijd, jrg. 104 nr. 34224 (12 september 1949), Gebr. Verhoeven, 's-Hertogenbosch, p. 3 kol. 3