gortenteller
- Geluid: gortenteller (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣɔrtə(n)ˌtɛlər / (4 lettergrepen)
- gor·ten·tel·ler
- (figuurlijk), samenstelling van gort zn "graankorrel" en teller zn "iemand die alle exemplaren een voor een afgaat om de totale hoeveelheid vast te stellen" met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gortenteller | gortentellers |
verkleinwoord | - | - |
de gortenteller m
- (scheldwoord) iemand die gierig is
- ▸ Aan tante Marie en aan de dokwerkers wier gestalten mijn kinderjaren bevolkten, dank ik mijn nooit falende liefde voor de kleine man en mijn tegenzin voor bluffers en gortentellers.[2]
- (scheldwoord) iemand met overdreven aandacht voor of klachten over onbenullige zaken
- ▸ „Een mens mag toch wel eens iets hebben" of „O.L.H. is geen gortenteller." Daarmee worden dan allerlei kleine en vaak grote zonden goedgepraat.[3]
- gortteller (uitspraakvariant)
- erwtenteller
- [1] gierigaard, krentenweger, vrek
- [2] mierenneuker, pietlut, zeurkous, zeurpiet
- Het woord 'gortenteller' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Familiealbum in: De Vlaamse Gids., jrg. 43 nr. 5 (mei 1959), Vlaamse Gids, Brussel, p. 309
- ↑ Weblink bron Een aalmoezenierUw PROBLEEM is geen probleem, het is een MYSTERIE : Hartstochtelijk schrijven van een Drents aalmoezenier in: De Tijd, jrg. 104 nr. 34224 (12 september 1949), Gebr. Verhoeven, 's-Hertogenbosch, p. 3 kol. 3