• vrek
  • In de betekenis van ‘gierigaard’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord vrek vrekken
verkleinwoord vrekje vrekjes

de vrekv / m

  1. iemand die ongepaste zuinigheid betracht
96 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]


  • vrek
enkelvoud meervoud
naamwoord vrek vrekke

vrek

  1. vrek, gierigaard
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
vrek
gevrek
volledig

vrek

  1. verrekken, doodgaan, omkomen
    «Eers was dit malaria, toe vrek die trekdiere en eindelik was al die voedselvoorraad op.»
    Eerst was er malaria, toen gingen de trekdieren dood en uiteindelijk was de hele voedselvoorraad op.