omkomen
- om·ko·men
- In de betekenis van ‘sterven’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- samenstelling van om bw en komen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omkomen |
kwam om |
omgekomen |
klasse 4 | volledig |
omkomen
- ergatief bij een gebeurtenis het leven laten
- Hij kwam om bij dat auto-ongeluk.
- De Oude Strekers werden, voor zover zij niet omkwamen in het gevecht, verjaagd en verstrooid naar alle windstreken. [2]
- De aanslagen raken hem ook persoonlijk heel diep. „Ik heb er vanochtend ook over gepreekt. Pasen is het feest van de opstanding, van de overwinning van het leven op de dood. Voor al die mensen die zijn omgekomen en hun families vind ik het verschrikkelijk wat er is gebeurd. [3]
1. bij een gebeurtenis het leven laten
- Het woord omkomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omkomen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "omkomen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 11
- ↑ Tubantia Herman Haverkate 21-04-19 Twentse pastoor Marc Oortman leeft mee met zijn vrienden op Sri Lanka
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- om·ko·men
- Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Nynorske werkwoord omkome
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | omkomen | ||
o enkelvoud | omkome | |||
meervoud | omkomne | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
omkomne |
omkomen
- [1-2]: omkommen
- [1]: bortkomen
- [1]: bortkommen
- [1]: drepen
- [1]: drukna
- [2]: hjelpelaus
- [2]: opprådd
- [2]: rådlaus