Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • piet·lut
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kleingeestig mens’ voor het eerst aangetroffen in 1892 [1]
  • Afgeleid van de Overijsselse spotnaam Piet Lut.
  • samenstelling van  Piet  en  lut  [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord pietlut pietlutten
verkleinwoord pietlutje pietlutjes

Zelfstandig naamwoord

de pietlutm

  1. iemand die overmatige aandacht voor onbeduidende details heeft
    • Alleen die pietlut zou daar zo'n probleem van maken. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen