Nederlands

 
Korrels gort
Uitspraak
Woordafbreking
  • gort
2 enkelvoud meervoud
naamwoord gort gorten
verkleinwoord
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gepelde gerst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1170 [1]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord gort
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gortm

  1. (voeding), (graan) gepelde gerst
    • De gort werd klaargemaakt met stukjes spek. 
  2. (voeding), (graan) gerstekorrel
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Aan gort slaan
Kapotslaan
  • De gort is gaar.
Er is ruzie
  • Iemand van haver tot gort kennen
Iemand heel goed kennen
  • Van haver tot gort vertellen
Iets helemaal vertellen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen