mistellen
- mis·tel·len
- samenstelling van mis bw en tellen ww
mistellen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mistellen |
mistelde |
misgeteld |
zwak -d | volledig |
- fouten maken bij een telling
- De stemming gisteren – in drie rondes en met vertraging wegens het kwijtraken en mistellen van stembriefjes – was „pijnlijk” en „gênant”, zo zeiden PvdA’ers na afloop. In een tweede ronde stemden zelfs niet alle veertien leden van de PvdA-fractie op Guusje ter Horst of Marijke Linthorst. Ze kregen beiden slechts zes stemmen. [2]
- Sommige computerprogramma's die het jaar 00 perfect herkennen, beseffen niet dat het een schrikkeljaar is. Normaal zijn jaartallen op '00 geen schrikkeljaren, maar eens om de vierhonderd jaar zijn ze dat wél. Als sommige programma's zich een dag mistellen en andere niet, kan dat tot rare interacties leiden. [3]
- Het woord 'mistellen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mistellen" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Emilie van Outeren 3 juli 2013 Pijnlijke vertoning voor de PvdA
- ↑ De Standaard 17 FEBRUARI 1999 NEIL WINTON Zesendertigduizend atoombommen plus één millenniumbom
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be