• lest

[1]

stellend
onverbogen lest
verbogen leste

lest

  1. (verouderd) laatst
    • Wie kwam het lest binnen? 
  • lest best
de laatste die ook gelijk de beste is
  • ten langen leste
na zeer lange tijd, uiteindelijk dan toch
  • lest lacht, best lacht
wie het laatst lacht, lacht het best
  • lest heugt best
het laatste herinnert men zich het beste
vervoeging van
lessen

lest

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
    • Jij lest. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
    • Hij lest. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lessen
    • Lest! 
71 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[2]


  • lest

lest

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van lesen
  2. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lesen


lest

  1. (formeel) opdat niet


 
[6]: Lest
Een train
issterk-f2 enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lest     lestin     lestir     lestirnar  
genitief   lestar     lestarinnar     lesta     lestanna  
datief   lest     lestinni     lestum     lestunum  
accusatief   lest     lestina     lestir     lestirnar  

lest, v

  1. karavaan
  2. last
  3. reeks, serie
  4. (eenheid), (meetkunde) ton (1 ton = 1.000 kg)
  5. (scheepvaart) laadruim
  6. (techniek), (verkeer) trein
  • taka lestina
met de trein gaan
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

lest

  1. datief onbepaald vrouwelijk enkelvoud van lest

lest

  1. accusatief onbepaald vrouwelijk enkelvoud van lest


  • lest

lest

  1. voltooid deelwoord van lese (betekenis [A])

lest

  1. verouderde spelling of vorm van less tot 2005
(verouderd) onbepaalde wijs (betekenis [B])


  • lest
  • Afgeleid van het Duitse List

lest v

  1. list; een oplossing voor een probleem waardoor tegenstrevers worden verrast, in ongunstige zin: slim bedrog
    «Jejich lest se podařila, prošli nepozorovaně.»
    Hun list is gelukt, ze zijn er onopgemerkt door gekomen.
  1. lest (conj.), Online Etymology Dictionary