lest
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lest
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | lest |
verbogen | leste |
Bijvoeglijk naamwoord
lest
- (verouderd) laatst
- Wie kwam het lest binnen?
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- lest best
de laatste die ook gelijk de beste is
- ten langen leste
na zeer lange tijd, uiteindelijk dan toch
- lest lacht, best lacht
wie het laatst lacht, lacht het best
- lest heugt best
het laatste herinnert men zich het beste
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lessen |
lest
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
- Jij lest.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
- Hij lest.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lessen
- Lest!
Gangbaarheid
- Het woord lest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lest" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ lest op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- lest
Werkwoord
lest
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van lesen
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lesen
IJslands
Uitspraak
issterk-f2 | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | lest | lestin | lestir | lestirnar |
genitief | lestar | lestarinnar | lesta | lestanna |
datief | lest | lestinni | lestum | lestunum |
accusatief | lest | lestina | lestir | lestirnar |
Zelfstandig naamwoord
lest, v
- karavaan
- last
- reeks, serie
- (eenheid), (meetkunde) ton (1 ton = 1.000 kg)
- (scheepvaart) laadruim
- (techniek), (verkeer) trein
Synoniemen
- [1]: úlfaldalest
- [2]: byrði
- [3]: röð
- [4]: tonn
- [6]: járnbrautarlest
Typische woordcombinaties
- taka lestina
met de trein gaan
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Zelfstandig naamwoord
lest
lest
- accusatief onbepaald vrouwelijk enkelvoud van lest
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- lest
Werkwoord
lest
- voltooid deelwoord van lese (betekenis [A])
Werkwoord
lest
- verouderde spelling of vorm van less tot 2005
- (verouderd) onbepaalde wijs (betekenis [B])
Tsjechisch
Uitspraak
Woordafbreking
- lest
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Duitse List
Zelfstandig naamwoord
lest v
- list; een oplossing voor een probleem waardoor tegenstrevers worden verrast, in ongunstige zin: slim bedrog
- «Jejich lest se podařila, prošli nepozorovaně.»
- Hun list is gelukt, ze zijn er onopgemerkt door gekomen.
- «Jejich lest se podařila, prošli nepozorovaně.»
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | lest | lsti |
genitief | lsti | lstí |
datief | lsti | lstem / lstím |
accusatief | lest | lsti |
vocatief | lsti | lsti |
locatief | lsti | lstech / lstích |
instrumentalis | lstí | lstmi |