leste
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- les·te
Bijvoeglijk naamwoord
leste
- verbogen vorm van de stellende trap van lest
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lessen |
leste
- enkelvoud verleden tijd van lessen
- Ik leste.
- Jij leste.
- Hij, zij, het leste.
- Ik leste.
Zelfstandig naamwoord
leste
- datief onzijdig van lest, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden
Gangbaarheid
- Het woord leste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leste" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Noors
Woordafbreking
- les·te
Werkwoord
leste
- verleden tijd van lese