Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • les·te

Bijvoeglijk naamwoord

leste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van lest

Werkwoord

vervoeging van
lessen

leste

  1. enkelvoud verleden tijd van lessen
    • Ik leste. 
    • Jij leste. 
    • Hij, zij, het leste. 

Zelfstandig naamwoord

leste

  1. datief onzijdig  van lest, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Noors

Woordafbreking
  • les·te

Werkwoord

leste

  1. verleden tijd van lese