Een karavaan in de Sahara
  • ka·ra·vaan
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘troep kameelrijders’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
  • Van perzisch karwan (kamelenstoet), van oudindisch karabha (kameel, jonge olifant).
enkelvoud meervoud
naamwoord karavaan karavanen
verkleinwoord karavaantje karavaantjes

de karavaanv / m

  1. groep reizigers
96 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]