• re·ser·ve
enkelvoud meervoud
naamwoord reserve reserves
[6] reserven
verkleinwoord

de reservev / m

  1. iemand die of iets wat voor later gebruik opzijgezet is of wordt
    • De reserves waren door de tegenvallers aardig geslonken. 
     Na het nemen van de afslag ziet de weg naar boven er nog even mild uit, maar dan begint het asfalt al snel te welven. Er is minder dan een handvol haarspeldbochten, maar de hellingsgraden slopen de eerste reserves uit de benen.[2]
  2. voorbehoud, omzichtigheid, terughoudendheid
  3. (militair) deel van het leger dat niet in actieve dienst is
  4. (economie) deel van de winst dat niet als dividend wordt uitgekeerd, maar wordt opgespaard om onvoorziene uitgaven te dekken
  5. (juridisch) (België) deel van de nalatenschap van de overledene dat door de wet, bij zijn overlijden, wordt voorbehouden voor bepaalde erfgenamen
  6. (sport) iemand die eventueel een uitvaller vervangt
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. reserve op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


vervoeging
onbepaalde wijs to  reserve 
he/she/it  reserves 
verleden tijd  reserved 
voltooid
deelwoord
 reserved 
onvoltooid
deelwoord
 reserving 
gebiedende wijs  reserve 

reserve

  1. overgankelijk achterhouden, bewaren, reserveren
enkelvoud meervoud
reserve reserves

reserve

  1. reserve, voorraad
  2. reservaat
  3. (handel) limiet
  4. (militair) reservist
  5. (sport) invaller, reservespeler


vervoeging van
reservar

reserve

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reservar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reservar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reservar