• te·rug·hou·dend·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord terughoudendheid -
verkleinwoord - -

de terughoudendheidv

  1. het terughoudend zijn
     "We moeten nadenken over hoe we met die publieke ruimte willen omgaan. Vroeger lag de nadruk op terughoudendheid, gereserveerdheid. Men was wel van een kerk of een levensopvatting, maar er was een soort afspraak om het private en de overtuiging niet al te sterk aanwezig te laten zijn in de publieke ruimte. Zo bleef de publieke ruimte een neutrale, betrekkelijk veilige sfeer."[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Verhardt het politieke klimaat? En zo ja, wat doe je ertegen?” (17-06-2016), NOS