reservaat
- re·ser·vaat
- In de betekenis van ‘wijkplaats’ voor het eerst aangetroffen in 1933 [1]
- Naamwoord van handeling van reserveren met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reservaat | reservaten |
verkleinwoord | reservaatje | reservaatjes |
- gebied waarin de natuur of zijn bewoners worden beschermd
- grondgebied dat door een overheid aan een bevolkingsgroep (bijv. indianen) is toegewezen als verblijfplaats
- Het woord reservaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reservaat" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "reservaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ reservaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be