nalatenschap
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·la·ten·schap
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘erfenisboedel’ voor het eerst aangetroffen in 1683.[1]
- Afleiding van nalaten met het achtervoegsel -schap; leenvertaling uit Duits Nachlassenschaft.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nalatenschap | nalatenschappen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (juridisch) het geheel aan bezittingen en schulden dat door de erflater bij zijn overlijden wordt overgedragen aan de erfgenamen
Synoniemen
Vertalingen
1. wat door de erflater bij zijn overlijden overgedragen wordt
Gangbaarheid
- Het woord nalatenschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nalatenschap" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "nalatenschap" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nalatenschap op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be