de erfenis van Anne Frank
  • er·fe·nis
  • In de betekenis van ‘wat men erft’ voor het eerst aangetroffen in 1263-1264.[1]
  • Middelnederlands eruenesse, afleiding op -nesse van erven.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord erfenis erfenissen
verkleinwoord erfenisje erfenisjes

de erfenisv [3]

  1. (juridisch) het geheel aan bezittingen en schulden dat door de erflater bij zijn overlijden wordt nagelaten aan de erfgenamen
    • De erfenis was niet erg groot. 
    • Dit is het verhaal van Kleine Woord, een jongen die op reis ging om het geheim te ontdekken van een erfenis, die hij van zijn vader had gekregen. [4] 
  2. (overdrachtelijk) datgene waarmee men uit de voorgeschiedenis of gebeurtenis geconfronteerd wordt, of wat een persoon, bedrijf of organisatie achterlaat aan bijvoorbeeld kennis, normen en waarden
    • Zuid-Afrika zal nog lang met de erfenis van de apartheid te maken hebben. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]