Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·lie·ka·pi·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord familiekapitaal familiekapitalen
verkleinwoord familiekapitaaltje familiekapitaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het familiekapitaalo

  1. geld waar een familie (al generaties lang) eigenaar van is
     Levs vader had van zijn vader, die een zeer verkwistend leven had geleid, slechts schulden geërfd en het familiekapitaal hersteld door met de oudere, niet zeer aantrekkelijke maar rijke Marja Volkonskaja te trouwen.[1]
     Trump is niet de eerste Amerikaanse president die geen salaris wil. Ook Herbert Hoover (werd rijk in de mijnindustrie) en John F. Kennedy (erfde familiekapitaal) zagen af van een salaris en schonken het bedrag dat ze gekregen zouden hebben aan goede doelen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2.   Weblink bron “Trumps presidentiële salaris van 1 dollar is gebruik uit WOI” (15-11-2016,), NOS