• erf·deel
enkelvoud meervoud
naamwoord erfdeel erfdelen
verkleinwoord erfdeeltje erfdeeltjes

het erfdeelo

  1. stuk van de erfenis zoals dat aan een bepaalde erfgenaam toekomt
    • Zijn erfdeel bestond uit twee landgoederen en hun toebehoor. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord erfdeel erfdele

erfdeel

  1. erfdeel
    «Alhoewel Ruben as eersgeborene twee en volgens sommige ontleders selfs drie erfdele moes ontvang, word dit hom ontneem.»
    Hoewel Ruben als eerstgeborene twee en volgens sommige deskundigen zelfs drie erfdelen had moeten ontvangen, werd hem dit ontnomen.