• be·zit·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord bezitting bezittingen
verkleinwoord bezittinkje bezittinkjes

de bezittingv

  1. dat wat iemand in eigendom heeft, dat wat van iemand is
    • Hij heeft niet veel bezittingen. 
     Ze droeg een oud douchegordijn over haar schouder met al haar bezittingen erin.[1]
     Westerse landen hebben de afgelopen maanden meer dan 330 miljard dollar aan bezittingen van rijke Russen en de Russische centrale bank bevroren. Dat is omgerekend zo'n 314 miljard euro. Reden hiervan is de de Russische inval in Oekraïne.[2]
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron “Ruim 330 miljard dollar aan Russische bezittingen bevroren sinds invasie” (29 juni 2022), NU.nl
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be