• re·ser·ve·of·fi·cier
enkelvoud meervoud
naamwoord reserveofficier reserveofficieren
reserveofficiers
verkleinwoord reserveofficiertje reserveofficiertjes

de reserveofficierm

  1. (militair) (beroep) iemand die gewoonlijk niet in actieve dienst is totdat hij wordt opgeroepen, maar in dat geval een rang heeft waaraan het bevel over een zeker aantal ondergeschikten is verbonden, leidinggevende bij reserve-eenheden
     Defensie riep hem nog twee keer als reserveofficier op, maar bleek hem zonder zijn medeweten tot luitenant te hebben gedegradeerd, waardoor hij dienst weigerde.[2]
     Op een braakliggend veldje in het centrum van het Gelderse dorpje Borculo staan drie groene legertenten. De tenten zijn opgebouwd door ongeveer veertig reserveofficieren in gevechtspakken. De meeste reserveofficieren zijn al een dagje ouder.[3]
     De eersteklascoupé was bijna helemaal vol, alle andere passagiers waren militairen in uniform, reserveofficiers op weg naar huis zo leek het.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Anne-Lot Hoek
    “Een vuil oorlogje op Bali” (15 november 2014) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Tatiana Scheltema
    “Ondernemers in uniform” (16 december 2006) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Jan Guillou (vert. Bart Kramer)
    “De kop in het zand” (2015), Prometheus, Amsterdam, ISBN 9789044628159, hfst. 1941