limiet
- li·miet
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grens’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- Van het Latijnse limitare (begrenzen) en van limes (grens, grenspad).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | limiet | limieten |
verkleinwoord | limietje | limietjes |
- een restrictie of uiterste grens
- Daar gaan we natuurlijk wel even een limiet aan stellen.
- (wiskunde) een waarde waarnaar een reeks convergeert, maar die nooit bereikt wordt
- In de wiskunde is het begrip "limiet" erg belangrijk.
- Het woord limiet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "limiet" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "limiet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be