orgel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- or·gel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘toetsinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- Ontwikkeld uit Middelnederlands (plurale tantum) orgelen, orgalen, ouder orgene (1240). De l is het resultaat van dissimilatie van n ... n > l ... n, ook in Middelhoogduits orgal (modern Duits Orgel). [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | orgel | orgels |
verkleinwoord | orgeltje | orgeltjes |
Zelfstandig naamwoord
het orgel o
- (muziekinstrument) een muziekinstrument dat bestaat uit meerdere losse pijpen waardoor lucht stroomt op een labium en dat ingedeeld wordt bij de aerofonen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een muziekinstrument dat bestaat uit meerdere losse pijpen waardoor lucht stroomt op een labium en dat ingedeeld wordt bij de aerofonen
|
|
Gangbaarheid
- Het woord orgel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "orgel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "orgel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ orgel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Uitspraak
Naar frequentie | 33274 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | orgel | orgelet orglet |
orgler | orglerne |
genitief | orgels | orgelets orglets |
orglers | orglernes |
Zelfstandig naamwoord
orgel, o
Verwijzingen
- orgel in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- or·gel
Naar frequentie | 40106 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | orgel | orgelet orglet |
orgel orgler |
orgla orglene |
genitief | orgels | orgelets orglets |
orgels orglers |
orglas orglenes |
Zelfstandig naamwoord
orgel, o
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
orgel
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van orgel
Schrijfwijzen
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- or·gel
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | orgel | orgelet | orgel | orgla |
Zelfstandig naamwoord
orgel, o
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
orgel
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van orgel
Zweeds
Uitspraak
Naar frequentie | 29244 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | orgel | orgeln | orglar | orglarna |
genitief | orgels | orgelns | orglars | orglarnas |
Zelfstandig naamwoord
orgel g