Een pijporgel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pijp·or·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pijporgel pijporgels
verkleinwoord pijporgeltje pijporgeltjes

Zelfstandig naamwoord

het pijporgelo

  1. (muziekinstrument) een toetsinstrument met een of meer reeksen van afgestemde pijpen waardoor lucht wordt geblazen. Voor de toonopwekking zijn de pijpen voorzien van een labium zodat, op dezelfde wijze als bij een blokfluit, een trillende luchtkolom ontstaat
    • Een kerkorgel is meestal een pijporgel . 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid