hammond orgel met lesliespeaker
Een medley gespeeld op een hammondorgel
  • ham·mond·or·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord hammondorgel hammondorgels
verkleinwoord

het hammondorgelo

  1. (muziekinstrument) een elektrisch (niet een elektronisch!) orgel
    • We kwamen in een bogenkelder waar een man achter een hammondorgel en een rondborstige zangeres evergreens zongen die zwommen in de echo's. Op de dansvloer zwierde een West-Duits stel op leeftijd, terwijl hun reisgenoten luidruchtig Dresden becommentarieerden.[3] 
    • Het is een beklemmende scène die De Jong met jazzband Bruut! oproept. Het optreden, dat het midden houdt tussen performance en jazz, heet eenvoudigweg Wilfried de Jong & Bruut!. Het feloranje kostuum van De Jong contrasteert met het zwart van de jazzmannen. De band bestaat uit sax, hammondorgel, drums en bas. Ze spelen swingend, boppend en heerlijk freewheelend, veel meer dan begeleiding alleen. Jazzliefhebber De Jong neemt de bandleden en het publiek mee op een muzikale reis.[4]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. hammondorgel op website: Etymologiebank.nl
  3. Bok, Pauline de
    De Jaagster 2014 ISBN 978-90-254-4091-6 pagina 224
  4. NRC Kester Freriks 6 oktober 2016