orgelspeler
- Geluid: orgelspeler (hulp, bestand)
- or·gel·spe·ler
- samenstelling van orgel en speler
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | orgelspeler | orgelspelers |
verkleinwoord | orgelspelertje | orgelspelertjes |
de orgelspeler m
- (muziek), (beroep) musicus die zich toelegt op het bespelen van het orgel
- De orgelspeler van onze kerk vergastte ons op een prachtige prelude van Bach.
- Het woord orgelspeler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.