Een egel.
  • egel
enkelvoud meervoud
naamwoord egel egels
verkleinwoord egeltje egeltjes

de egelm

  1. (insecteneters) bepaald soort zoogdier, Erinaceus europaeus  , vooral bekend om zijn stekelvacht en zijn gewoonte om zich bij gevaar op te rollen
    De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.
    • Ik vind egels erg lief. 
    • De stekels van een egel kunnen niet voorkomen dat veel egels doodgereden worden in het verkeer. 
  2. (insecteneters) benaming voor zoogdieren uit de familie egels Erinaceidae  
    • In Azië komen ook egels zonder stekels voor. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]